De interpretatie van de muzieknotatie is een van de grootste obstakels geweest voor de herontdekking van musemen. De klanken en de plekken van de codes sluiten namelijk niet aan op de schema’s en formules waaraan musicologen en hedendaagse zangers gewend zijn. Wat dacht je van kwarttonen (‘Arabische’ muziek) bijvoorbeeld? Hieronder staan op twee plekken tekens die kwarttonen weergeven: het ‘dubbele haakje’ boven Ve-ni en het enkele haakje boven osten-de.
Daar begint de eerste musicoloog al te mopperen. In zijn taal: “de eerste neume die je noemt, is een virga strata, dat is gewoon een verlenging van een toon, hier een fa.” De laatste neume van ostende kent hij wel (als hij zijn/haar vakliteratuur kent): de microtonale clivis die door Ike de Loos en Manuel Pedro Ferreira als microtonale tekens (voor kwarttonen dus) zijn beschreven in hun proefschriften (1996 en 1997). Maar hoe zit het dan met die virga strata? In mijn masterthese beschrijf ik hoe in fragmenten van een Utrechts antifonarium uit het eerste kwart van de 12e eeuw nog twee losse microtonale clives werden geschreven op plekken waar in latere handschriften een virga strata staat. Die werden later dus samengetrokken tot één neume, dat schreef handiger. Het derde teken staat boven ostende, dat is een quilisma, hier van re naar fa, beter bekend als van d naar f. Waarschijnlijk klonk dat als een soort glissando, maar daarover zijn de geleerden het nog niet eens.
